Kiesje

Columns 4 april 2016 0

Begin vorige maand belde een oud-collega van de Gelderse omroep. In prachtig Drèèns viel ze – heel on-Oost-Nederlands – met de deur in huis. Of ik wist dat het maart was en dus ook ‘Maart dialectmaand’. Beide vragen kon ik bevestigend beantwoorden en er meteen aan toevoegen dat ik het idee had dat het niet zo heel hard ging met die al jaren geleden bedachte actie. Ja, in Epe vergaderde de gemeenteraad in maart in de streektaal, maar verder?

De collega liet weten dat dat allemaal voor haar tijd was geweest. Zij had de opdracht om in het nu een onderwerp te ‘draaien’ over ‘Maart dialectmaand’. “Jij hebt toch twee boekjes van Nijntje in het Achterhoeks vertaald?” Dat kon ik niet ontkennen. Ze stelde voor dat ik in een huiselijke setting onze kleinkinderen zou voorlezen uit een van de twee boekjes. “Eh, je hebt toch wel kleinkinderen?”, vroeg ze enigszins beschroomd. “Twee”, antwoordde ik, “maar de oudste is niet meer Nijntje-gevoelig en de jongste is net op de
been en nog niet aan Nijntje toe. Ze was teleurgesteld en ik maakte het nog erger door eraan toe te voegen dat onze dochters allebei in de Randstad wonen. Dat ging ’m niet worden, zoals ze dat tegenwoordig zeggen.
De streektalen hebben het moeilijk en niet alleen in Noord- en Oost-Nederland. Iedereen in mijn lagere schoolklas sprak ‘plat’, de zoon van de burgemeester en de dochter van de dominee misschien uitgezonderd. Dat ‘plat’ had toen zeker niet de betekenis die het nu voor sommigen wel heeft: platvloers. Tussen de regels door kregen we het advies ‘netjes’ te praten, maar wat dat nou precies was? Dat onze kinderen het dialect niet spreken is onze eigen schuld. Hadden we het ze maar moeten leren. In mijn geval te goed geluisterd naar de leraar pedagogie die altijd het voorbeeld van zijn dochter (ook onderwijzeres) aanhaalde. Zij, werkzaam op een dorpsschool, kreeg op een morgen op het schoolplein een meisje bij zich, dat opgewekt vertelde dat ze ’s nachts ‘een kiesje’ had gekregen. “Mag ik het zien?”, vroeg de juf. Het kind knikte enthousiast, denkend dat de juffrouw op bezoek zou komen. “Doe je mondje dan maar eens open”, zei de onderwijzeres. Daar begreep de leerling niks van. Je mond opendoen, omdat er ’s nachts een kalfje was geboren? De leraar bedoelde maar te zeggen: dialect spreken, dat leidt tot misverstanden. Met terugwerkende kracht zeg ik: quatsch!

Arie Ribbers

Arie Ribbers (1945) stond in totaal 18 jaar voor de klas. De periode in het onderwijs combineerde hij met freelance werkzaamheden voor de RONO, Radio Oost en Omroep Gelderland. In 2005 begon de geboren Ruurloër met het schrijven van columns voor de Stentor en het samenstellen van de Achterhoekse en Liemerse Spreukenkalender. In 2007 bracht hij met zijn collega’s Hans Siemes en Ben van Uhm de plattelandsglossy Naober op de markt.

Plaats een reactie

0 Reacties