Schooltandarts

Columns 20 februari 2016 0

Het zit er weer op. Het komend half jaar ben ik er van af. Twee keer per jaar bezoek ik trouw mijn tandarts. Gelukkig heb ik nog nooit kiespijn gehad, maar ik blijf een grote hekel houden aan de controles. Eigenlijk is dat heel onterecht. De tandarts is aardig genoeg; ze doet me nooit pijn. Mijn vriendinnen hebben echter dezelfde gevoelens. Allemaal hebben ze een hekel aan de tandarts. Eensgezind leggen we de oorzaak van deze aversie bij de schooltandarts.

In de jaren zeventig stond de gehate bus twee keer per jaar bij de school. Per klas werden de kinderen opgehaald voor een bezoekje aan de tandarts. Dat gebeurde in alfabetische volgorde. Lekker als je Wibbelink heet! Ik was als een van de laatsten aan de beurt. Uren zat ik te stressen. Zo lang duurde het. In mijn herinnering had iedereen gaatjes. Maar dan ook echt iedereen. Meestal een stuk of vier, vijf.

Het was de tijd van vóór de fluor en veel snoep. Visite van mijn ouders bracht altijd een pak koekjes voor mijn moeder of oma mee en een zak snoep voor de kinderen. Dat heeft vast en zeker te maken met dat gatenfestival.

Onze herinneringen gaan over angst en pijn. Niks wachtkamer. Voor in de bus moest je wachten tot je aan de beurt was. Je zag hoe anderen werden behandeld. Hardhandig, altijd zonder verdoving en met weinig vriendelijkheid en geduld. De meeste klasgenoten moesten naar de schooltandarts. Dat gold zeker voor de kinderen die buitenaf woonden. Onze moeders konden natuurlijk niet voor ieder wissewasje naar het dorp komen.

Toen ik later zelf kinderen kreeg, nam ik me voor om goed op hun gebitten te letten. Fluortabletjes, veel poetsen met verantwoorde tandpasta en niet te veel snoep. Mijn tandarts gaf me het advies ze in te schrijven bij de Jeugdtandzorg, want daar is de meeste expertise met kinderen. En ja hoor, nog steeds staan er grote bussen bij de scholen, nu met aardige tandartsen en kindvriendelijke behandelingen. Mijn kinderen gaan er opgewekt naar toe en houden er mooie gebitten aan over.

Terwijl ik dit bedenk, besef ik dat ik eigenlijk nog geluk heb gehad. In mijn jeugd ondergingen kinderen veel, vervelende en pijnlijke behandelingen bij de tandarts. Hun ouders hadden het echter nog slechter. Vaak hadden ze zulke slechte gebitten dat er niet veel anders opzat dan een kunstgebit te nemen. Al op jonge leeftijd. Ik herinner me ook oude mensen die niet meer dan een paar tanden in hun mond hadden. Dat zie je gelukkig nauwelijks meer. Dan is een halfjaarlijks bezoekje aan de tandarts maar een kleine investering. De volgende afspraak is gemaakt.

Henny Wibbelink

Henny Wibbelink (52) is opgegroeid in de buurtschap Beuseberg, tussen Holten en Markelo. Tegenwoordig woont ze met haar gezin in het Brabantse Vlijmen, maar de band met de buurtschap is er nog steeds. Over de Beuseberg schreef ze een boek. Op haar werk bij de gemeente ’s-Hertogenbosch komt ze ook in aanraking met mensen die iets willen betekenen voor hun buurt- en wijkgenoten. ‘Modern noaberschap’ dus. Haar columns gaan over de verwondering over het plattelandsleven in het oosten van het land in de huidige tijd.

Plaats een reactie

0 Reacties